“Hoe zal ik mezelf noemen?” vraag ik mijn moeder. Ik heb zojuist besloten om een website te beginnen en daar hoort een passende naam bij. Praktisch als mijn moeder is, trekt ze direct een boek met godinnennamen uit de kast. Maar hoe mooi de namen ook zijn, ik kan mezelf er niet mee vereenzelvigen.
“Iets Italiaans wil ik. Is er een naam voor een Maangodin, anders dan Diana?” Mijn moeder is een alwetend orakel voor mij. Ze weet overal een antwoord op, maar er is maar één maangodin in het Romeinse pantheon en dat is Diana. Alhoewel ik mij zeer verbonden met haar voel, wil ik niet haar naam dragen. “La Luna?” oppert mijn moeder. “Dat is maan, toch? Wat is het Italiaanse woord voor Godin?” vraag ik dan.
“Dea,” antwoordt ze. We kijken elkaar aan en ik zie dat we dezelfde connectie maken. “La Lunadea,” zegt mijn moeder. “Lunadea,” zeg ik tegelijkertijd. En zo is mijn alterego, mijn pseudoniem, mijn nickname geboren.
DE VOORSPELLING
Mijn kom-uit-de-bezemkast-moment had ik al ver daarvoor. Ik was als kind een gevoelig en dromerig meisje, bang voor de aardmannetjes die ‘s avonds langs mijn raam liepen, bang voor de dingen die ik zag die anderen niet zagen; kleuren om mensen heen, voorspellende dromen, gevoelens van anderen die ik aanvoelde, geesten die mij ‘s nachts uit mijn slaap hielden. Gelukkig was ik niet de enige in de familie met deze gaven. Mijn moeder heeft me nooit ontmoedigd maar wist er te weinig vanaf om me erin te begeleiden. Wanhopig werd ze ervan, want ze kon me niet helpen. Gelukkig was er mijn tante die me leerde dat geesten weggingen als je daarom vroeg, je de aardmannetjes gewoon weg kon sturen, dat dromen symbolische betekenissen hadden, dat ik me kon afsluiten voor andermans gevoelens en dat de kleuren om mensen heen aura’s heten.
Elf was ik toen zij en haar partner in 1992 gingen handfasten. Een mooi symbolisch ritueel waarvan ik me heilig voornam dat ik dat later ook wilde gaan doen, als ik de partner van mijn leven had gevonden. Ik was haar bruidsmeisje en getuige. Daar stond ik dan, met mijn bloemenkrans, naast de hogepriesteres die een mooi wit gewaad droeg, die een – door armbanden rinkelende – hand op mijn schouder legde en zei: “Je bent een bijzonder meisje, jij komt er wel. Over twintig jaar sta jij op deze plek.” En ik geloofde haar, want die droom had ik al gehad, gezien, en herkend.
DE TWEEDE ONTMOETING MET EEN PRIESTER
Acht jaar later, Yule 2001. Samen met een vriendin ga ik naar een open jaarfeestbijeenkomst. We wisten niets af van een coven in onze woonplaats, totdat mijn vriendin een kleine advertentie in de plaatselijke krant zag staan voor een open viering. We besloten de stoute schoenen aan te trekken en te gaan kijken. Deze beslissing zette de toon voor mijn verdere leven. Uiteraard waren we al geïnteresseerd in hekserij, hadden we meerdere boeken gelezen en samen wel eens een ritueeltje gedaan. Maar met het ontmoeten van de hogepriester van een andere coven, die bij het Yuleritueel was, begon mijn daadwerkelijke leerweg in de oude religie.
DE EERSTE COVEN
“Kom eens langs bij mijn coven. Daarin zitten allemaal meiden zoals jij en je zou er heel goed bij passen.” waren de woorden die Mario van Doorn sprak. Twee maanden later zat ik bij hem op de bank. Zeven paar ogen staarden mij aan. Meiden, maar ook jongens. Ik stelde mezelf voor, sprak uit waarom ik daar was, vertelde over mijn gevoel bij hekserij en wat ik van de coven verwachtte. Daarna moest ik even weg zodat zij konden overleggen. Tien minuten later werd ik gefeliciteerd. Ik mocht blijven en voortaan was ik een covenheks in opleiding. Vier jaar heb ik erover gedaan om tot derdegraads heks ingewijd te worden. Drie maanden zwanger van mijn eerste kindje werd ik in november 2006 tot hogepriesteres gewijd. Nog eens vier jaar heeft het geduurd eer ik de stap durfde te zetten om een eigen coven te beginnen, maar nu is het dan toch echt zover. De hogepriesteres had gelijk. 19 jaar geleden.